Charles Robert Darwin, geboren in Engeland op 12 februari 1809. Hij was een autodidact die zeer geïnteresseerd was in natuurlijke historie, geologie en biologie, ondanks dat hij opgevoed werd volgens de natuurlijke theologie waarin religie en wetenschap met elkaar verbonden worden. Het één sloot het ander echter niet uit maar versterkte elkaar. Vanaf 1818 werd hij naar een kostschool gestuurd nadat zijn moeder was overleden. Daar bleek dat hij al veel belangstelling had voor de natuur en in het bijzonder voor vogels en insecten.
De Beagle
Vanaf 1831 ging Darwin op onderzoeksreis met het schip de Beagle. Deze reis zou 5 jaar duren en voerde hem naar Zuid-Amerika, Afrika, Australië en naar verschillende eilandengroepen in de oceanen waar ze doorheen voeren. Het doel van de reis was nieuwe kustkaarten maken en de kapitein, Robert FitzRoy, wilde graag een persoon mee om hem gezelschap te houden. Het zou een natuuronderzoeker moeten zijn die dan ook zelf onderzoek kon doen. De reis was gepland om twee jaar te duren, maar werden er uiteindelijk vijf. Dit gaf Darwin de geweldige mogelijkheid om langer onderzoek te doen.
Schildpad
In 1835 kwamen de mannen aan op de Galapagoseilanden in de Stille Oceaan. Ondanks zijn fascinatie voor vogels en insecten, lag hier ook zijn interesse bij de schildpadden. Darwin besloot een Galapagos-reuzenschildpad mee te nemen voor verder onderzoek. Nadat hij het dier, dat hij de naam Harriet gaf, had bestudeerd in Engeland ging Harriet met een vriend van Darwin mee naar Australië. Harriet was volgens onderzoek in 1830 geboren en ze is pas in 2006 gestorven. Hiermee is ze naar verluidt het oudste dier dat ooit geleefd heeft.
Na zijn reis
John Henslow, de hoogleraar botanie die ook colleges gaf in natuurlijke historie, had sommige studenten van de universiteit van Cambridge inzage gegeven in de spullen en brieven die Darwin hem had opgestuurd. Hierdoor was Darwin een bekendheid geworden en gingen er deuren voor hem open. Henslow adviseerde hem in zijn verdere stappen wat betreft het onderzoek. Welke geleerden hij kon benaderen en hoe hij alles wat hij had verzameld, kon beschrijven en archiveren zodat hij overzicht kon houden in zijn verdere onderzoek. Darwin hoefde zich niet druk te maken om de planten, want die had Henslow voor zijn rekening genomen. En om de financiën hoefde hij zich ook niet druk te maken. Zijn vader had er namelijk voor gezorgd dat er financiers waren, zodat Darwin zich volledig op zijn onderzoek kon storten.
Hulp genoeg
Darwin kon dingen uit handen geven, zoals de planten aan Henslow en de fossielen aan Richard Owen, een paleontoloog uit het Verenigd Koninkrijk. Hierdoor hield hij nog meer tijd over, welke hij besteedde aan publicaties en presentaties. Het moest de buitenwereld in! Hij had niet voor niets 5 jaar op een schip gezeten om spullen te verzamelen en onderzoek te doen. Samen met andere wetenschappers ontdekte hij dat de evolutie was gebaseerd op natuurlijke selectie. Darwins boek ‘On the Origin of Species’ (De oorsprong der soorten) was zijn antwoord op de natuurlijke selectie.